Converted with Text2Web

Veenland... zij stookten er hun kachel mee, gebruikten het als visgrond, maakten het weer droog, zaaiden er hun graan en lieten er hun koeien lopen.

We hebben het dan over turf, in natte toestand veen genoemd. Het Westen van Nederland had er genoeg van en vele geslachten hebben er op directe of indirecte wijze hun dagelijks brood mee verdiend. Zo ook de familie Vermeij en hun directe voorouders, waarvan sommige een bijdrage hebben geleverd aan de Rooms Katholieke tak van het geslacht Riko in Den Haag.

Familieonderzoek is meer dan het verzamelen van namen en datums. Even belangrijk is het iets te weten van de omstandigheden waaronder zij leefden en de mogelijkheden en onmogelijkheden om een bestaan op te bouwen en een gezin te stichten. Details zijn meestal niet bewaard gebleven maar het weinige dat er is, valt soms wonderwel samen met ontwikkelingen die beschreven zijn in de geschiedenis van Nederland in zijn geheel en van streken en plaatsen in het bijzonder. Dit artikel beschrijft summier het ontstaan en de ontginning van een groot gedeelte van ons land - nu bekend als de "Groene Driehoek" - en de geschiedenis van het dorp Uithoorn, verweven met het wel en wee van een aantal geslachten uit onze lange rij voorouders.

Voor het ontstaan van het veen moeten we zo'n 20.000 jaar teruggaan. De zeespiegel lag toen ongeveer 20 meter lager dan nu en bijna het gehele Westen van Nederland behoorde nog tot de Noordzee. Ongeveer 8000 jaar geleden ontstond er een langgerekte strandwal die langzamerhand een groot gedeelte van het achterliggende gebied van de zee afsloot. Zo ontstond een binnenmeer dat door het aangevoerde rivierwater steeds zoeter werd. Dit gebied kennen we nu als het veengebied van Holland en Utrecht.

laagveenmoeras Veen bestaat uit gedeeltelijk verrotte plantendelen en mos. Als het water eenmaal is dichtgegroeid beginnen er allerhande bomen en struiken te groeien. Zo ontstond een moerassig gebied (zie afbeelding). Vooral aanvankelijk brak af en toe de zee nog door via inhammen. Dit en de constante aanvoer van rivierwater, dat toch moest worden afgevoerd, zorgde voor watergeulen. Algemeen wordt aangenomen dat de Rotte, de Waver, de Meije en de Drecht uit zulke geulen zijn ontstaan. Het vochtige en warmer wordende klimaat liet het veenmos welig tieren zodat op het oude veen weer een nieuwe laag ontstond. Aangenomen wordt dat de aangroei zich met een halve tot een hele millimeter per jaar voltrok. De zee wist nog altijd voor korte of langere tijd in het gebied door te dringen. Dit leidde tot klei afzettingen op en tussen de veenlagen. Wanneer de geulen overliepen bezonken de zwaardere zwevende deeltjes het eerst en zo ontstonden er langs de hoofdgeulen verhoogde oevers.

de Rotte De Rotte ergens boven Rotterdam
Rond het begin van de jaartelling moet het één groot moerassig gebied zijn geweest, doorsneden door natuurlijke waterlopen en met vele waterplassen, begroeid met grassen, elzen en wilgen, dat strekte van Amsterdam tot Utrecht en tot Delft. De dikte van het ingeklonken veen ligt tussen de 2 en 6 meter en de onderkant wordt hier en daar aangetroffen op een diepte van 12 à 14 meter (o.a. aangetroffen bij de bouw van de Rotterdamse Metro).